“Hoe zit het eigenlijk met kinderen?”

Written by Emma

Toen ik nog revalideerde, had ik het met lotgenoten vaak over kinderen en kleinkinderen. Veel van hen voelden zich na hun infarct ontzettend schuldig, omdat ze naar hun mening niet meer de ouders konden zijn die hun kinderen verdienden. Anderen voelden zich vooral schuldig naar hun partners, omdat ze hen met zo’n beetje de hele opvoeding opzadelden. Ik kon er eigenlijk nooit over meepraten, omdat ik nog niet eens kinderen had. Heb. Ik heb nog geen kinderen.

Ik krijg heel vaak de vraag hoe het met ‘mij en kinderen’ zit en of ik ze überhaupt nog kan krijgen. Technisch gezien is het antwoord ja. Dat er een stuk van mijn hersenen is afgestorven wil niet zeggen dat andere delen van mijn lichaam niet meer werken. Of ik het aankan, is een tweede.

Het moment waarop ik dat besefte dat kinderen krijgen wel eens een probleem kon worden, was zo’n twee maanden na de ‘Error 404’ in mijn hersenen. Ik werd naar de revalidatiekliniek gebracht door een vrouwelijke taxichauffeur die ik nog niet kende. Nieuwe taxichauffeurs werden altijd op de hoogte gesteld van mijn diagnose, omdat ze bij mij wat rustiger moesten zijn vanwege mijn gebrek aan energie. Ik was stil, bereidde me alvast voor op de therapie die ik die dag had. Uit het niets vroeg de taxichauffeur: “Kun jij eigenlijk nog wel kinderen krijgen?” Ik schrok van haar vraag. Daar had ik nog nooit over nagedacht. Kan het zo zijn dat ik onvruchtbaar ben geworden door mijn infarct? Dat de eierstok aan de rechterkant van mijn lichaam ook uitval had, net zoals mijn rechterarm en been? “Oh wacht”, vervolgde ze haar zin. “Dan moeten ze natuurlijk een keizersnede doen.” Pardon? Ik was pas 24 en nog totaal niet bezig met kinderen, maar het feit dat het een probleem zou kunnen worden in de toekomst, baarde me zorgen (See what I did there? ;)). Daarbij: wat had deze vrouw daar in godsnaam mee te maken? “Eh, hoezo?” vroeg ik haar. “Tja, je mag natuurlijk geen druk zetten op je hersenen.” Diezelfde dag nog belde ik de neuroloog of ik langs mocht komen. Gelukkig wist hij me gerust te stellen. Fysiek gezien was het allemaal mogelijk.

Maar of ik het mentaal aan kan, en vooral qua prikkels, weet ik nog steeds niet. Mijn vriend en ik hebben ons ‘gezin’ afgelopen maand uitgebreid met een kat. Maar als ik samen ben met het zoontje van mijn zus, een droomkind van bijna één (echt, die huilt gewoon nooit), kun je me na een paar uur opvegen. Nogmaals: als ik niets had gehad, was ik ook nog lang niet aan kinderen toe geweest, maar ik weet wel heel zeker dat ik ze ooit wil. Als ik geen kinderen zou aankunnen, zou ik dat niet alleen zelf heel verdrietig vinden, ik zou me ook ontzettend schuldig voelen dat ik mijn vriend geen kind kan geven, mijn ouders geen kleinkind en mijn zus geen nichtje of neefje.

Mijn neuroloog zegt dat ik in de loop der tijd beter ga kunnen omgaan met mijn gebrek aan energie en dat ik in de toekomst ook beter om zal kunnen gaan met prikkels. Dat wil zeggen: hij denkt niet dat mijn prikkelverwerking beter wordt, maar wel dat ik een weg ga vinden om daarmee te kunnen leven. En dan zou het krijgen van kinderen ook kunnen. Maar ik kan mezelf tot op de dag van vandaag niet voorstellen dat dit voor altijd zo zal blijven, laat staan dat ik er mee leer omgaan, of me erbij kan neerleggen dat dit het eindstation is. Ja, in Nederland ben ik uitbehandeld, maar hallo? Ik ga niet opgeven. Om mijn herstel nog een klein duwtje in de rug te geven, ga ik in maart naar Utah voor een behandeling. Ik wil dolgraag dat ik weer een hele dag vol kan maken zonder middagdutje, dat ik Nieuwjaar kan vieren als elke andere 25-jarige én ik wil dolgraag kinderen. Tenminste, over een jaar of vijf. Voor nu is het verschonen van een kattenbak méér dan genoeg.

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *